-
1 balayer
balayer [baaleejee]〈 werkwoord〉1 bezemen ⇒ aan-, op-, uit-, wegvegen2 gaan over, langs ⇒ slepen, strijken langs, aftasten3 verjagen ⇒ verdrijven, wegvagen, uit de weg ruimen♦voorbeelden:vent qui balaie la plaine • wind die over de vlakte jaagtv1) (aan-, op-, schoon-, weg)vegen2) aftasten, scannen3) gaan (over, langs), strijken (langs) -
2 aplanir
aplanir [aaplaanier]1 vlak maken ⇒ glad maken, effenen♦voorbeelden:♦voorbeelden:tout s'est aplani • de lucht is helemaal opgeklaard1. v1) glad/vlak maken2) uit de weg ruimen [moeilijkheid]3) oplossen, beslechten [twist]2. s'aplanirvverdwijnen, uit de weg geruimd worden -
3 liquidation
liquidation [liekiedaasjõ]〈v.〉♦voorbeelden:liquidation de l'impôt • berekening van de belastingliquidation judiciaire • faillissemententrer en liquidation • geliquideerd wordenliquidation pour cause de cessation de commerce • opruiming wegens opheffingf1) opheffing2) verdeling [erfenis]3) uitverkoop4) (het) oplossen [conflict]5) (het) uit de weg ruimen [iemand]6) liquidatie, afrekening -
4 dissiper
dissiper [diesiepee]2 verkwisten ⇒ verspillen, bederven♦voorbeelden:1 verdwijnen ⇒ zich oplossen, vervluchtigen♦voorbeelden:se dissiper en fumée • in rook opgaan1. v1) verdrijven, verjagen3) verkwisten4) afleiden, van het werk houden2. se dissiperv1) verdwijnen -
5 déblayer
-
6 défaire
défaire [deefer]1 afbreken ⇒ uit elkaar halen, openmaken, uitpakken♦voorbeelden:défaire un mariage • een huwelijk ontbindendéfaire la table • de tafel afruimenfaire et défaire qn. • iemand maken en breken1 losraken ⇒ opengaan, in de war raken♦voorbeelden:se défaire de ses poursuivants • zijn achtervolgers van zich afschuddense défaire de ses ennemis • zijn vijanden uit de weg ruimen1. v2) afbreken3) losmaken, losknopen4) uitpakken5) tenietdoen7) verslaan2. se défairev1) losraken, opengaan2) aftakelen -
7 extirper
extirper [ekstierpee]〈 werkwoord〉4 〈+ de; iemand, iets〉 met moeite halen (uit) ⇒ met moeite verkrijgen ⇒ 〈 inlichting〉 ontlokken ⇒ 〈 geheim〉 ontfutselen, uitlokken♦voorbeelden: -
8 liquider
-
9 disparaître
disparaître [diespaaretr]〈 werkwoord〉2 sterven ⇒ omkomen, heengaan3 vergaan♦voorbeelden:cette mode a, est disparu(e) depuis longtemps • die mode behoort tot het verledenmon portefeuille a disparu • mijn portefeuille is wegfaire disparaître qc. • iets doen verdwijnen, uit de weg ruimenv1) verdwijnen2) weggaan3) sterven4) vergaan -
10 éclaircir
éclaircir [eeklersier]2 verhelderen ⇒ ophelderen, verklaren3 uitdunnen ⇒ dunner maken, verdunnen♦voorbeelden:→ voix1 helder, lichter worden ⇒ ophelderen, opklaren 〈 ook figuurlijk〉2 opgehelderd worden ⇒ duidelijk, begrijpelijk worden3 uitgedund worden ⇒ dunner, verdund worden♦voorbeelden:1 sa figure s'éclaircit • zijn, haar gezicht klaarde opv2) ophelderen, verklaren3) dunner maken -
11 nettoyer
nettoyer [netwaajee]♦voorbeelden:1 nettoyer à sec • chemisch reinigen, stomense faire nettoyer au poker • uitgekleed worden bij het pokerenv1) schoonmaken, reinigen2) ontruimen, leegmaken3) verkwisten -
12 supprimer
supprimer [suupriemee]1 afschaffen ⇒ opheffen, intrekken2 weglaten ⇒ weghalen, schrappen♦voorbeelden:supprimer un train • een trein laten uitvallensupprimer qc. à qn. • iemand iets afnemenv1) afschaffen, opheffen2) weglaten, schrappen3) doden -
13 aplanissement
-
14 déblayer le terrain
déblayer le terrain -
15 faire disparaître qc.
faire disparaître qc.iets doen verdwijnen, uit de weg ruimen -
16 se défaire de ses ennemis
se défaire de ses ennemisDictionnaire français-néerlandais > se défaire de ses ennemis
-
17 trancher
trancher [trãsĵee]1 snijden→ vifII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 doorsnijden ⇒ doorhakken, afsnijden2 een beslissing nemen over ⇒ oplossen, uitmaken♦voorbeelden:→ noeud -
18 trancher une difficulté
-
19 éclaircir un malentendu
См. также в других словарях:
Schuh — 1. Â nâe Schage schpîrd em de Êlsternûgen. (Siebenbürg. sächs.) – Schuster, 815b. Wer enge Schuhe trägt, fühlt die Hühneraugen. 2. Âbezuolt Schage kerzele gärn. (Siebenbürg. sächs.) – Schuster, 867. 3. Allerley Schuhe kan man nicht an einen Fuss… … Deutsches Sprichwörter-Lexikon